Hij is slim, heeft weinig expressie op zijn gezicht, beweegt krampachtig en praat afgemeten en vlak. Asperger, constateerde school. Asperger, constateerde ook de huisarts. Ouders bezochten een psycholoog met hem. Hij heeft geen Asperger constateerde deze, maar wist vervolgens ook niet wat hij met deze hoogbegaafde jongen aanmoest. Therapie zou wellicht een oplossing kunnen zijn.

Op school haalde hij wisselende resultaten, afhankelijk van de docent die dat jaar voor de klas stond en de tafel waar hij aan zat. De driftbuien thuis waren veelvuldig en groots. Ouders wisten zich geen raad meer met hem.

Hij ontkende zelf dat er problemen waren. Het ging prima. Hij miste alleen wel vrienden. Daar had hij er maar twee van. Zijn vader en zijn moeder.

In al zijn eenzaamheid en onbegrepenheid kwam hij binnen in onze praktijk. Hij keek rond, keurde de ruimte goed, keurde mij goed en ging op de bank zitten, veilig tussen zijn ouders in. Ik stelde hem de allerbelangrijkste vraag: Waar mag ik je mee helpen? Heel zacht fluisterde hij dat hij niets mankeerde en geen hulp nodig had.

Toch was hij wel naar me toe gekomen, vrijwillig. Ik bood aan dat hij me dan ook best mocht inzetten om iets voor hem te regelen dat zijn leven wat aangenamer zou kunnen maken. Fluisterend vroeg hij of ik kon regelen dat hij met andere hoogbegaafde kinderen kon samen zijn. Gewoon om meer vrienden te vinden.

De eerste keer dat hij de groep ontmoette ging hij stil in een hoekje zitten. Wanneer kinderen tegen hem praatten, fluisterde hij iets terug. Er ontstond een klein, misschien wel groot wonder. Zijn leeftijdsgenoten vonden een ingang. Ze gingen rustig bij hem zitten en betrokken hem bij hun activiteiten. Ze wonnen vertrouwen en er brak een lach door. Binnen een uur liet hij zijn bescherming varen en hij lachte en sprak hardop. Er werd gediscussieerd en gebrainstormd. Hij had gelijk, er mankeerde hem niets. Er mankeerde iets aan zijn omgeving. Hij miste gelijkgestemden.

Toen zijn ouders hem kwamen ophalen zag hij hen niet. Ze bleven buiten staan en keken door de ramen naar binnen.

De groep wilde de bijeenkomst afsluiten met een ijsje op de hoek. Hij trok zich terug. Hij had geen geld bij zich. De anderen hadden slechts een kleine opmerking van mij hierover nodig. Hij mocht geld lenen, natuurlijk regelden ze dat wel. Bij het naar buiten lopen zag hij zijn ouders staan. Het mooiste moment volgde:

Hey jongens, wacht ff, ik vraag even geld van mijn ouders. De groep stond stil en wachtte. Daarna liepen ze samen weg.

De ouders kwamen binnen en gingen huilend op de bank zitten. ‘Heb je dat gezien?’ zeiden ze.  ‘Hij vroeg of de groep wilde wachten en ze deden het. Hij liep lachend met ze mee.’

Ja, ik zag het. En we zien nu allemaal hoe belangrijk het is om mensen om je heen te hebben die je begrijpen.

Ik ben dankbaar dat ik de schakel mocht zijn die kon regelen dat hij die mensen kon vinden.

 

Deze column is gepubliceerd in Gifted@248, winter 2014

Pin It on Pinterest

Icons made by Dave Gandy from www.flaticon.com is licensed by CC 3.0 BY